Ik was in eerste instantie aangenaam verrast toen ik het boek ‘Mijn beloofde land‘ van de Israëlische columnist en schrijver Ari Shavit las. Hij studeerde filosofie aan de Hebreeuwse Universiteit van Jerusalem. Hij kijkt met een liefdevolle en tegelijkertijd kritische blik naar zijn overgrootvader. Een Britse zionist die in 1897 het Heilige Land bezocht en zag dat hier de toekomst van zijn Joodse volk lag.
‘In 1897 zijn er meer dan een half miljoen Arabieren, bedoeïen en druzen in Palestina, waarvan volgens de Ottomaanse demografie in de districten Jeruzalem, Nablus en Acre 3% Joods was (15.000-25.000). Er zijn 20 steden en honderden dorpen. Mijn grootvader ziet het niet, omdat het voor hem noodzakelijk is om het niet te zien. Hij ziet het niet, want als hij dat wel zou doen, zou hij op zijn schreden terug moeten keren. Maar mijn overgrootvader kan niet terug. Nu kan hij verder; mijn overgrootvader kiest ervoor het niet te zien.’
Shavit verhaalt over de Arabische steden en dorpen zoals Lydda (Lod), Hulda, Rehovot, Ramla, en Deir Yassin, die vanaf ongeveer 1900 worden bevolkt door Joodse zionisten. Om in 1948 uiteindelijk op (veelal) gruwelijke wijze volledig door Israël veroverd te worden. In totaal 700.000 Palestijnen worden in 1948 verdreven en gedeporteerd naar vluchtelingenkampen. Tegelijkertijd stroomt de net opgerichte Staat Israël vol met Joodse immigranten: tussen 1945 en 1951 arriveren 750.000 Joodse vluchtelingen in Israël. De Palestijnse dorpen krijgen een andere naam en worden Israëlisch dorpen. Van de ene afschuwelijke ramp direct door naar een volgende ramp.
Ik ben net terug van een reis door Palestina (lees deel 1 en deel 2 van mijn tweeluik). De meeste van bovenstaande genoemde dorpen liggen in het huidige Israël en heb ik niet bezocht. Maar door het lezen van dit boek kwam ik erachter dat het voormalig dorpje Deir Yassin in Jeruzalem stad ligt. Over dit dorpje had ik al wel vaak gelezen: tenminste 100 Palestijnen werden in 1948 bruut afgeslacht in het kader van het verschrikkelijke masterplan Dalet. Wat ik niet wist was dat de staat Israël dit trauma destijds heel pragmatisch aanpakte: in 1951 werd wat er van het Palestijnse dorp Deir Yassin nog restte omgetoverd in een gesloten psychiatrische inrichting Kfar Shaul. Gelegen tussen de (ultra-orthodoxe) wijken Givat Shaul en Har Nof in Jerusalem. Ik ben mijn Palestinareis geëindigd in Jerusalem. Op weg met de light rail van de oude stad naar Yad Vashem ben ik praktisch langs deze wijken gereisd. Als ik dit had geweten was ik hier (halte Kiryat Moshe) uitgestapt om een moment stil te staan bij deze geschiedenis.
Shavit vertelt vervolgens over het zogenaamde ‘Dimona-project’: Israël moest ‘nucleair gaan’ net als de VS, Sovjet-Unie en het Verenigd Koninkrijk. Hij gaat in op de periode van de Zesdaagse Oorlog (1967) en de Jom Kipoeroorlog (1973).
‘Na 1973 is Israël niet eenmaal meer aangevallen door strijdkrachten van een naburig Arabisch land. Het werd niet eens bedreigd. Het effect van ‘Dimona’ en van Israëls luchtoverwicht was overweldigend.’
Shavit beschrijft de gevolgen van het aantreden van Menachim Begin als premier van Israël in 1977 op het Israëlisch nederzettingenbeleid. Ofra, gelegen in de Westelijke Jordaanoever, wordt in 1975 gesticht door de religieus zionistische Goesj Emoenim-beweging. Op grond die werd gekocht van Arabische eigenaren. In 1977 erkent Menachim Begin Ofra als rechtmatige, wettelijk toegestane nederzetting.
‘Ofra zorgt ervoor dat de wereld Israël beschouwt als een kolonialistisch land. Dat is de reden waarom Israël met zichzelf overhoop ligt. Hoewel de stichters van Ofra Israël juist sterker wilden maken, maakten ze het in de praktijk juist zwakker. Het was verkeerd te denken dat in 1975 hetzelfde kon worden uitgehaald als aan het begin van deze eeuw, toen het zionisme nog een democratische, progressieve en verlichte beweging was die ervoor waakte niet met kolonialisme in verband te worden gebracht. Net als mijn overgrootvader Bentwich zien zij de Arabieren, maar ook weer niet.’
Het nederzettingenbeleid gaat al tientallen jaren door. Dat het een ernstig vergrijp oplevert tegen het geldende internationale recht betwist buiten Israël zelf vrijwel niemand meer. Artikel 49 van de Vierde Conventie van Geneve, tot stand gekomen in 1948 en ook door de staat Israël geratificeerd, verbiedt zulk beleid. Op grond van die verdragsbepaling heeft de Veiligheidsraad van de VN in resolutie 465 de nederzettingenpolitiek gebrandmerkt als een flagrante schending van de Geneefse Conventie. Op 9 juli 2004 heeft het Internationaal Gerechtshof zich in gelijke zin uitgesproken. De Conventie is duidelijk, de uitspraak van de Veiligheidsraad evenzeer en het oordeel van s’werelds hoogste rechter ook. Toch laat Israël zich hieraan niets gelegen liggen. Het bouwen en uitbreiden van nederzettingen is steeds doorgegaan, onverminderd, zelfs in een zich versnellend tempo. Aldus Dries van Agt in zijn boek ‘Een schreeuw om recht‘ (2009).
Ook hier moet ik slikken. Ik heb vele nederzettingen gezien toen ik door de Westelijke Jordaanoever reisde. Als ik de precieze ligging van Ofra heb opgezocht kom ik er achter dat ik langs deze nederzetting ben gefietst, op mijn fietstocht van Ramallah naar Taybeh. Eigenlijk wilden we van Ramallah naar Bir Zeit fietsen, maar nabij de nederzetting Beit El was er een wegversperring. We besloten vanuit hier een andere route te fietsen en zijn langs de nederzetting Ofra gefietst, op weg naar Taybeh en uiteindelijk Jericho.
Wat ik waardeer aan de schrijver Shavit is dat hij kolonisten zoals Wallerstein, Etzion (stichters van Ofra) en Joel Bin Num (een van de grondleggers van de kolonistenbeweging Gush Emunim) opzoekt, confronteert met de geschiedenis en hierover schrijft in zijn boek. Het is gedurfd om dit te doen. Zeker gezien zijn kritische noot:
‘In 1957 zijn bijna 1 miljoen Joodse immigranten opgenomen: 20 nieuwe steden, 4000 nieuwe dorpen, 200.000 nieuwe flats en een kwart miljoen nieuwe banen getuigen van een in historisch opzicht ongekende prestatie. Maar dit wonder berust wel op ‘wegkijken’. Het land waar ik ben geboren heeft Palestina van de kaart geveegd. Aan het feit dat 700.000 mensen huis en haard en hun vaderland zijn kwijt geraakt wordt simpelweg voorbij gegaan. Als Israël erkend had wat er was gebeurd, zou het niet hebben overleefd.’
Maar zoals ik al aan het begin van deze blog schreef, ik was in eerste instantie aangenaam verrast. Want hoe meer ik erover lees -en zeker nu ik de nederzettingen in de Westelijke Jordaanoever met eigen ogen heb gezien-, hoe verschrikkelijker en onbegrijpelijker ik het vind dat er steeds meer nederzettingen gebouwd (kunnen) worden in de Palestijnse gebieden en dat de internationale gemeenschap niet ingrijpt. Ik besef me dat Shavit’s boek bijdraagt aan een realistischere beeldvorming over de bezetting van Palestina, maar het is gewoonweg NIET GENOEG om verandering te bewerkstelligen.
Daarnaast las ik op internet dat Ari Shavit van seksuele intimidatie is beschuldigd. Aan het einde van zijn boek ageert Shavit over de situatie met Iran. Aangezien het boek in 2013 is geschreven en dus enigszins gedateerd is als het gaat om deze situatie, ging ik op internet op zoek naar achtergrondinformatie over de huidige stand van zaken omtrent de ‘Iran-deal’. Ik vond niks. Vreemd, aangezien hij lid is van de hoofdredactie van de Haaretz en vooraanstaand commentator is bij de Israëlische publieke omroep, zo zegt de achterflap van het boek. Ik vond wel berichten van een andere orde: Shavit wordt beschuldigd van seksuele intimidatie door een aantal vrouwen (zie artikel in the Guardian 28 oktober 2016). Om deze reden heeft hij zich teruggetrokken uit publieke functies.
Ik lees het boek dus met een iets ander gevoel uit. Maar het doet niet af aan het feit dat ik door het lezen van het boek nieuwe dingen heb opgestoken. Mijn werkdocument is uitgebreid. Mogelijk dat anderen ook van dit boek leren. Dus ik raad Israël/Palestina geïnteresseerden dit boek zeker wel aan (****).
Bezoek ook mijn website: https://palestinablog.com